|
Home
Wonen
Werken
Luieren
Krieltje
Tjampoer
Familie
Weekendje Vigan
26 tot 28 Januari 2001
De heenreis
Om 5 minuten over 6 trokken we stilletjes de deur achter ons dicht. 5 minuten achter op schema, maar hopelijk nog wel op tijd om voor 7 uur bij de highway te zijn. Vrijdag is namelijk onze colour code-dag, de enige dag in de week dat wij niet met onze auto in het centrum van Manila mogen rijden. Dit systeem is ooit ingesteld om de smog terug te dringen. Geen overbodige maatregel in het vervuilde Manila zou je denken, maar met de rijkelui die daarom gewoon een tweede auto aanschaffen is het toch weinig effectief.
Twee minuten later reden we onze Sto Domingo Street uit, nadat we Coen hadden opgepikt. Alledrie nog slaperig en moe, maar ook enorme zin om weer een nieuw stukje van de Filipijnen te verkennen.
Gelukkig was er weinig verkeer en waren we ruim op tijd buiten de stad. Als echte Filipino’s stopten we natuurlijk wel bij het eerste de beste pompstation om koffie en iets te eten te halen. Pas daarna kan de reis echt beginnen.
Vigan ligt op zo’n 350 km ten Noorden van Manila. Alleen de eerste 80 km is snelweg, en kan dus redelijk snel gaan ondanks de gebruikelijke files en gaten in de weg. De rest van de route gaat over kronkelige landweggetjes die de diverse dorpjes en steden met elkaar verbinden. Coen heeft de vuistregel dat voor dergelijke routes 30 km per uur het maximal haalbare is. Al opsommend, Batangas 90 km= 3 uur, Lake Taal 70 km=2 ½ uur, Pagsanjan waterfalls 80 km=2 ½ uur, blijkt dit inderdaad te kloppen. We hebben dus nog een lange weg te gaan. Uiteindelijk zullen we net voor zonsondergang in Vigan aankomen.
Plaatsjes op de route
Angeles
De eerste grote plaats waar we langs komen is Angeles, bekend om haar ‘barretjes’. Terwijl ik probeer de handbewegingen van de politieagent zo te interpreteren dat we niet verkeerd rijden, leest Arjan voor uit de Lonely Planet wat er zoal te zien en doen is in de plaatsjes waar we doorheen rijden, of dat we wellicht even moeten stoppen voor een korte sightseeing tour. Angeles blijkt te beschikken over ‘a large selection of comfortable hotels with restaurants and swimming pools. The accommodation around here represents by far the best value for money in the entire country’. Daaraan wordt nog, geheel overbodig, toegevoegd dat ‘all rooms are good for two, there just don’t seem to be any single rooms in the whole city’. Dat verbaast me niets! Angeles ligt immers naast de Clark Air Base, waar tot 1991 duizenden Amerikaanse soldaten waren gestationeerd. Angeles werd al snel de hoerenbuurt van Groter Manila.
Ilicos Sur
Al rijdend wordt het landschap steeds mooier en groener, en maken de sloppenwijken plaats voor rijstvelden en karbous. Het landschap is echt prachtig en meteen nemen we ons weer voor dit sort uitstapjes vaker te maken.
San Fernando
We besluiten voor de lunch te stoppen in San Fernando. De stad blijkt minder bezienswaardig te zijn dan de touristenkaart doet vermoeden. Gelukkig biedt de ligging aan zee ons wel de mogelijkheid even wat frisse lucht in te ademen. We banjeren over het bruin-zwarte zand en zien vandaar het enige aanwezige hotel met terras uitkijkend op zee.
Omdat het hermetisch van het strand blijkt te zijn afgesloten om te voorkomen dat willekeurige strandgangers zo in en uit kunnen lopen, banen we ons een weg langs de kleine golfplaten hutjes omhoog. Eenmaal op het terras hebben we vrij uitzicht op het water en kinderen die zich vermaken op het strand met stenen en schelpen die voor speelgoed moeten doorgaan. Door Coens bestelling van de Bulalo (bouillon getrokken van rundvlees) leren ook wij dat sommige dingen van de Filipijnse keuken best lekker kunnen zijn.
Ilicos Norte
We vervolgen onze route waarbij we steeds vaker een blik op de zee kunnen werpen. Wat is het hier mooi. De dorpjes krijgen steeds meer Spaanse kenmerken, en Arjan verteld meer dan eens met weemoed over zijn verblijf in Mexico, waar de kerken met aansluitende pleinen hem aan de Mexicaanse ‘soccolo’s doen denken. De kerkjes zijn hier helderblauw of zachtroze geschilderd, en langzamerhand nemen de trycicles en paardekarren de overhand ten koste van het autoverkeer.
Candon
Bij ieder dorp wordt er met een uitbundig geschilderd Bamuhay! duidelijk gemaakt dat we welkom zijn. Een van de dorpjes waar we langskomen heet Candon, een naam die me bekend voorkomt maar ik herinner me niet waarvan. Ineens schiet me te binnen dat dit de plaats is waar onze hulp Sylvia vandaan komt. Bij de bapaling van de route had ik haar gevraagd wat leuek plaatsen zouden zijn om te stoppen. Ze begreep niet waarom we zo lang in de auto wilden zitten alleen om Vigan te zien.
Het is al 3 uur geweest, dus daar hebben we ruim 8 uur over gedaan vanaf Makati! Een schuldgevoel overvalt me als ik me realiseer dat dit een onze spontane weekendtrips is, terwijl Sylvia na een grondige voorbereiding en sparen slechts eens per jaar haar familie hier op zoekt, met name omdat het te ver is om vaker te gaan. Hadden we niet iets voor haar dochter mee kunnen brengen, zouden we iets mee terug moeten nemen? Hadden we Sylvia mee moeten nemen? Terwijl zij in ons huis op Tjampoer past rijden wij als toeristen langs haar oorspronkelijke woonplaats.
Downtown Vigan
Als het mooiste uurtje van de dag ingaat, net voor zonsondergang, rijden we Vigan binnen. Een mooie boog met de bekende Mabuhay groet leidt ons naar het hartje van de stad, het plein opgesierd door de geelgeverfde kerk en veel, heel veel trycicles op de weg.Ook zijn de kalesha's, paard en wagen, hier nog een standaard vervoermiddel.
We zijn onder de indruk van het gezellige plein en de levedigheid. Nadat we een aantal hotelletjes hebben afgewezen omdat ze te afgelegen waren of te backpack-erig (lees: doorgelegen spiraalbed met klam beddegoed en hardboard muren, stranden we in het romantische en lieve Aniceto Mansion (P800 voor een double), op de hoek van het dorpsplein.
Moe van de reis besluiten we dat we wel een biertje hebben verdiend. Dat is aan Coen wel besteed! Na tientallen biertjes, de ontdekking dat we nog meer gemeenschappelijke kennisen hebben dan we al dachten, een lekker geBBQ-ed kipje, toch nog even kijken naar de echte kippies. We hadden een aankodiging zien hangen van ‘Tonight the Gaybelles’, maar niemand kon ons echt duidelijk maken wat het inhield. Daar kwamen we al snel achter. De modeshow van Vigans mooiste dames bleek een Miss Gay verkiezing te zijn! De dromen die Coen of Arjan al mochten hebben van mooie Filipina’s is hiermee tenminste een aantal nachten flink verstoord geweest.
Nog verder noordwaarts
Zaterdag 27 Januari
We hadden het stadje al 3 keer doorgelopen toen we uiteindelijk in de locale Mc Donalds neerstreken voor een Filipijns ontbijt. Het tourisme is waarschijnlijk op een dusdanig laag pitje dat de schreeuwende teksten van American breakfast e.d. wat je op Boracay overal aantreft hier zelfs na lang zoeken niet vindt.
De strakblauwe hemel maakt Vigan nog mooier. Na de betaling van 8 peso, zo’n 40 cent, worden we in het Ayala Museum toegelaten. Eigenlijk is het meer een in ere gehouden woning uit de vorige eeuw dan een museum. Toch wel heel leuk om te zien en hier en daar toch ook leerzaam. Zo leren we van de suppoost- als wij onze verbazing uitspreken dat er een Jollibee komt op het mooiste historische plein van Vigan, dat Vigan dan pas een echte stad is. Overal hangen posters ‘Say Yes to Vigan city’; Vigan als stad zou onder een voordeliger regime vallen in termen van belasting en subsidies. Ongeacht de uitkomst van het referendum blijkt Vigan sowieso een stad te worden nu Jollibee zich er gaat vestigen. Deze Filipijnse keten die er als enige nationale keten ter wereld in is geslaagd de gedoodverfde Mc Donalds te overtreffen in omzet, blijkt van doorslaggevemd belang of een plaats al dan niet een stad is! Nadat we ook de kerk hebben bezichtigd en alle huisjes met haar mooie lampen, voorzetramen van schelpen, besluiten we door te rijden naar het noorden.
Nu we al zo’n eind zijn gevorderd willen we eigenlijk ook de top van Noord Luzon zien. De weg loopt parallel aan de kustlijn. Er zijn hier minder palmen en we hebben zelfs een denneboom gezien, en bloeiende struiken, waarbij we ons wanen op de weg die naar Zandvoort leidt. Nadat we Batac zijn gepasserd en verder in noordelijke richting rijden naar Loaog, alwaar Marcos ligt opgebaard, moeten we naarstig op zoek naar een pompstation. Op zich geen probleem, maar hier in deze uithoek van Luzon blijken moderne auto’s die op beter-voor-het-milieu, loodvrije bezine rijden nog een zeldzaamheid. Eenmaal bij een geschikte benzine pomp blijkt dat Marcos in Batac ligt opgebaard.
Dan maar op de terug weg, we moeten en zullen het meest noordelijke puntje van Luzon nog bereiken vandaag! Halverwege stoppen we om het uitzicht te bekijken vanaf een onafgemaakt viewpoint. Vast van iemand die ooit dacht er rijk van te worden maar uiteindelijk te weinig geld had het te voltooien! Eenmaal aangekomen in Pagudpud is het weer omgeslagen en komt de regen met bakken uit de hemel. Ik besluit toch een duik te nemen, anders rijd je helemaal zo maar voor niets naar het noorden. We eten wat de pot schaft, gegrilde en gefrituurde tanguinge (vis), maissoep, knoflookrijst en nog meer maissoep, als de groenten en vis en rijst ‘out of stock’ blijken. Als we alweer een half uur op de weg terug zijn naar Batac klaart het weer op. Uiteindelijk komen we om half 6 aan bij het Marcos museum. Helaas sluit het al om 4 uur, dus we hebben slechts wat foto’s van Marcos in het donker kunnen zien; de deur naar de koelcel blijft dicht. We wagen nog een poging bij wat de eigenaresse de bewaker noemt, maar deze is onvermurwbaar en tegen alle verwachtingen in ook niet met wat geld te porren. Na de teleurstelling te hebben uitgesproken bij de vrouw blijkt dat we haar verkeerd hadden begrepen. Het was een agent, de bewaker was al om 4 uur naar huis gegaan!
Arjan en ik zijn blij dat Coen het laatste stuk wil rijden. In het donker zien we alletwee slechter, en zonder straatverlichting en ook nauwelijks autoverlichting of verlichte trycicles (om benzine te besparen!) wordt het een heuse slalom met 'trial and error'. Coen slaat zich er door heen als een ervaren autocourreur.
Eenmaal terug in Vigan wederom bij Café Leona met het enige terras van de stad het bekende kipje gegeten en biertjes gedronken. Met nog een glas Tanduay (de locale rum van bijna 2 gulden per fles!) rollen we toch weer voor 12-en aangeschoten ons bed in.
De terugtocht
Zondag 28 januari
Wat laatste inkopen...
Nog een laatste ronde door de ‘meubelstraat’, en we zijn verkocht. Sinds de aankomst branden de meegebrachte mastercard en peso’s in onze zakken. Er staan handgemaakte schommelbanken, tientallen tafels, stoelen, kastjes, dekenkisten, deviders, en dat allemaal voor minstens de helft van de prijzen geldig in Manila. Na uren inderhandelen met een pittige Chinese die ook weet dat we het toch wel kopen, vertrekken met in de kofferbak een nachtkastje (eindelijk!!!) en een dekenkist. De rest van de spullen worden een week later gratis thuis afgeleverd, zeggen ze.
Chauffeurtje spelen
Door een wegomlegging passeren we kleine dorpjes en begeven we ons echt te midden van de rijstvelden. Al om ons heenkijkend en genietend van deze zeer mooie route vragen we ons af of het nu niet een grotere omweg is dan op de heenweg. Ik heb wel een bordje zien staan, maar die wijzen telkens een andere richting uit en zijn dus waarschijnlijk minder betrouwbaar. Als de dorpjes buurten worden en de wijken kleine nederzettingen worden we onrustig. Het zou toch wel prettig zijn snel weer op de hoofdweg uit te komen, als we nog voor het donker de snelweg willen bereiken. De hoofdweg die bezaaid is van bussen en trycycles is overdag toch al gevaarlijk genoeg. De bussen rijden veel te hard, en drukken iedereen van de weg. De tricycles daarentegen kunnen niet harder dan 40, maar rijden midden op de weg en houden al het verkeer op. Ze komen bedrieglijk snel op je af als je net 100 km per uur kan rijden op een schijnbaar verlaten weg en door de zon hun metalen bakje nauwelijks weet te onderscheiden van het asfalt. ‘s Avonds rijden zij ook, zonder licht, op de onverlichte wegen. Geen van drieen hebben we veel zin om te rijden of willen we hetzelfde stuk rijden. We stoppen wederom in San Fernando,dit keer voor een snelle hap bij de Mac, waar de Filipino geworden Coen een zoete spaghetti bestelt naast de Big Mac.
De klooilampjes van Coen
Arjan en ik zijn blij dat Coen wederom het stuk in het donker wil rijden. Coen die hier al wat langer woont is wat beter aangepast aan de Filipijnse rijstel.Zo heeft hij naast de slalomtechniek ook een strategie bij file en drukte. Zet de klooilampjes aan, de knipperlichten, en rij tegen de richting in over de vluchtstrook. Na zo verschillende files te hebben gepasseerd voelen Arjan en ik ons jaren ouder. Coen blijft schijnbaar onbewogen onder de vele bijna-dood-ervaringen die we opdoen. Ik prijs me gelukkig dat iedereen relatief langzaam rijdt en we zo'n dikke bumper op de auto hebben.
We passeren Angeles weer, ook wel een uitvalsplaats voor een weekendtrip naar Mount Pinatobu. Coen heeft de vulkaan al eens beklommen, en zijn enthousiaste verhalen over de klim en de overnachting in een tentje op de top van de krater geeft ons er weer een nieuwe weekendbestemming bij.
We prijzen ons zeer gelukkig als we tegen 7-en weer op de snelweg zitten. Nu zit het gevaarlijkste stuk erop, denken we. Een knalgele auto die ons al opviel bij de rij van de tolhuisjes stuift ons voorbij, en komt op 5 meter voor ons in een slip terecht. Coen blijft kalm en kijkt rustig hoe de man met driftige rukken aan het stuur probeert de auto op de weg te houden. Gelukkig slingert hij na enkele seconden links de tussenberm in, en rijdt Coen vol zelfvertrouwen verder. Volgens heem was het wel heel dom hoe die man die auto bestuurde, en kreeg ie wel 3 kansen om hem uit de slip te halen. Hmmm, Arjan en ik keken bedenkelijk en vol afgunst, (ik zou niet weten hoe je een auto 'uit de slip haalt'). Wel meteen besloten dat we toch eens moeten gaan carten, dat zal ons vast van pas komen bij het rijden in een echte auto. Al hobbelend over kuilen en gaten in de berm wat als derde rijbaan in gebruik is (met name door Coen!), schiet het toch nog lekker op in de gebruikelijke zondagavond file, en komen we ruim voor middernacht terug. Dankzij Coen's rijden toch bijna het gemiddelde van 30 km per uur overtroffen!
|
|